De versnellingspook
Hoe hard rijden we in de toekomst, ofwel hoe warm gaat het worden?
Het koppelingspedaal is al nagenoeg helemaal op; de lucht is ten opzichte van de jaren ’70 hartstikke schoon. Tegelijkertijd werd er deze week nog weer een convenant schone lucht gesloten, dus we mogen verwachten dat de vervuiling niet weer zal toenemen; gelukkig maar.
Om voorspellingen te doen over hoe hard we gaan rijden moeten we weten hoe diep we het gaspedaal gaan indrukken. Het IPCC hanteert daarvoor emissiescenario’s die gaan onder de naam RCP (Reference Concentration Pathway). Ze zijn er in vier smaken aangegeven met een nummer: RCP2.6, RCP4.5, RCP6.0 en RCP8.5. De betekenis van die nummers kom ik nog op. Voor nu moet u onthouden: hoger is meer opwarming. Om de auto-metafoor vol te houden: gaspedaal 26%, 45%, 60% of 85% ingedrukt.
De omgedraaide contactsleutel geef ik u cadeau. De koppeling is op en we hebben vier standen van het gaspedaal. Wat zal onze snelheid worden, ofwel wat wordt de temperatuur?
Oplettende lezertjes (iets teveel Marten Toonder gelezen de laatste tijd) vragen zich inmiddels af waarom er niets over de versnellingspook is gezegd. Want de snelheid wordt natuurlijk sterk bepaald door de versnelling waarin we onze klimaatbolide hebben gezet.
En dat brengt me op het eerste punt waarover verschillende wetenschappelijk verdedigbare standpunten bestaan: hoe gevoelig is het klimaat voor CO2? Dit wordt uitgedrukt in klimaatgevoeligheid, gedefinieerd als de matevan opwarming bij een verdubbeling van de CO2-concentratie. De getallenvariëren wat, maar voor het gemak kan je de consensus positie duiden als 3graden per verdubbeling. De consensus is dus dat de auto in zijn 3 staat. Zoals alles in de natuur kent het getal onzekerheden; ergens tussen 2 en 4 graden, dus zeg maar tussen de 2e en 4e versnelling.
Dit consensus-getal is gebaseerd op klimaatmodellen; vreselijk ingewikkelde computerprogramma’s waarin men het klimaat probeert na te bootsen. De klimaatgevoeligheid is een uitkomst van zo’n model en een mooie bondige samenvatting van een belangrijke eigenschap van zo’n model (er zijn er meerdere). Het probleem met dit soort modellen is dat er uit komt wat je er aan fysisch inzicht hebt ingestopt. In vaktermen heet dat “zelf verstopte Paaseieren vinden”.
Er is ook een andere manier en dat is je baseren op metingen. Ook het IPCC heeft dat gedaan alleen het resultaat is al dan niet bewust in een verdomhoekje van het rapport gestopt (Lewis & Crok (2014) hebben het eruit gehaald en ook Curry legt het uit). Als je metingen gebruikt dan vindt je een klimaatgevoeligheid van 1 graad Celsius; het klimaat in de 1e versnelling!
De klimaatgevoeligheid is een maat voor de menselijke invloed op het klimaat. Een lagere schatting geeft aan dat de natuurlijke factoren waarschijnlijk belangrijker zijn dan het IPCC verondersteld. Blijkbaar liggen er ook eieren die we niet zelf hadden verstopt.
Gas geven
Hoeveel gas geven we? We hebben ten slotte vier standen. Die vier standen zijn er niet voor niets. Juist omdat de toekomst niet voorspelbaar is, is het een goede praktijk om met bandbreedtes te werken. Beleid en maatregelen kan je dan mede baseren op de bandbreedte van de uitkomst. Je kan natuurlijk ook proberen om te kijken op welk pad de wereld eigenlijk zit. Elke RCP vertegenwoordigd een bepaalde ontwikkeling van de CO2-concentratie.